En alweer maken wij de mensen gelukkig.
Niets zo ontspannend als ’s avonds in de nazinderende warmte van een hete juni-dag met zijn drieën kortgerokt en barrevoets de straat op te gaan om te ‘stoepkrijten’. Niet zomaar tekeningen, maar onvervalste boodschappen aan de mensheid. ‘Zag je hoe ik naar je keek en hoe dat kijken dromen werd?’, ‘heeft u al eens gelachen vandaag?’, ‘de zon zakt met al haar warmte nog eens door de stad’, ‘er meer zijn als jij er bent’, ‘richt je hoofd naar de zon en de schaduwen vallen achter je’. Stoeppoëzie. Straatgedichten. Blauwe bloemen willekeurig op de stoepstenen verspreid. Succeswensen voor de examens, en nog veel meer van dat. Mensen lopen voorbij, mensen staan stil, mensen lachen en herlezen het nog eens. Glimlachen bij al die zachte en kleurrijke vrolijkheid. Ook boodschappen voor de deur van het kot twee huizen verder. ‘Wij en jullie, volgende maandag op jullie terras?’ (nadat ze ons een halve nacht door hun wijn-stemming wakker gehouden hebben verdienden we dat toch nietwaar..). En voor de deur van de buren ‘Ein Bisschen Friede?’. Hadden we toch moeten doen. (Update: vanochtend heeft buurvrouw onze vredeswens met meiklokjesgeur weggekuist). De rolstoelgebruiker van de parkeerplaats voor gehandicapten voorzien van een ruiker bloemen en een aangezicht. En bij het kot van de mooie jongen hebben we geschreven ‘de grootste boodschap op de straat is voor jou, krullie’. Met een heleboel pijlen ernaast. Goud zouden we geven om zijn gezicht te zien! Maar goud was niet nodig…
Bij het langdurig stil blijven staan van een auto, niet zo heel veel later, en een bestuurder die met een fronsend gezicht naar ons avondlijke activiteiten aan het kijken was waren we lichtelijk gealarmeerd. Alas, wij door het raam kijken waar hij henen ging. En dat bleek het kot te zijn van de jongen, wiens deur we voor de gelegenheid hadden voorzien van een aangeplakt krijtje. Een mens moet op zulks een lieve berichtjes kunnen reageren nietwaar. De man belde aan, wij zaten met zijn drieën verdoken achter de vensterbank van mijn raam. Te kijken wat hij daar ging doen … en erover te waken dat hij ons krijtje er niet ging af nemen. De jongen kwam buiten en zag de boodschap op de stoep. En oeh, wat een zalig mooie glimlach heeft die jongen. Vervolgens liep hij in het zog van die man naar diens auto, en las de grote boodschap in het midden van de weg ‘u bent ongetwijfeld de knapste’. Weer die glimlach. De man bleek zo zijn vader te zijn, gaf hem een zak propere kleren, stapte terug achter zijn stuur en reed weg. De jongen wuifde hem niet eens na. Hij liep naar zijn deur – verzekerde zichzelf er nogmaals van dat de boodschap wel degelijk voor hem bestemd was – liep terug naar het midden van de straat en glimlachte nogmaals, waarna hij zijn kot binnenliep… een gelukkige mens erbij. Onze avond was goed. In het licht der kaarsjes en met een fles wijn hebben we vervolgens aan elkaar het verhaal van de man en diens zoon verteld.
Maar als u dus in uw leven (en dan liefst nog voor het onweer van woensdag) nog eens in de Ravenstraat passeert, aarzel dan niet om uw boodschap erbij te schrijven. Wij gaan vanavond alvast krijtjes aan de deuren gaan hangen. Wij doen de mensheid goed, that is!